Mijn grootvader zaliger woonde in een echt kempens boerderijtje, je kent dat wel, een lange gevel naast de straat, met daarin een raam, een deur, nog een raam en daarna begon de stal voor het vee. Wat ik me vooral herinner zijn de ramen (alhoewel, ik herinner me ook nog de witte voordeur, waar zo'n brievenbus met een klep inzat, die zoveel lawaai maakte, zodat je altijd overal kon horen dat de postbode langskwam) en de raamkozijnen waar wel duizend lagen witte verf opzat, soms werd er zelfs niet te nauw gekeken en werd er ook het glas geverfd. Binnenkijken kon men niet. Daarvoor zorgden de planten op de vensterbank voor. Na de dood van mijn grootvader werd de inboedel verdeeld en het huis werd verkocht (en gerenoveerd). Een aantal jaren geleden stond er bij mijn tante een kadootje te wachten. Ik kreeg de planten die bij de va op de vensterbank stonden. Ik verzorgde ze met veel liefde (lees: niet te veel water) en deed gisteren een schoon werkske. ...