Een bezoekje aan de tandarts, een jaarlijks noodzakelijk kwaad. Telkens het kaartje in de brievenbus valt om me er te doen aan herinneren dat het alweer een jaartje geleden is, probeer ik het zo ver mogelijk weg te steken. Maar op een bepaald moment moet je gewoon bellen om een afspraak te maken. Ik probeer mijn kinderen deftig op te voeden en hen zo weinig mogelijk van mijn tandartsangst te laten voelen. Tot nu toe is dat steeds gelukt. Voor hen is de tandarts een lieve dame die elk half jaar naar de tandjes kijkt, ze poetst met lekkere tandpasta en dan voor de spiegel nog eens uitlegt hoe je best je tandenborstel gebruikt. Bespaart me een hoop discussies elke ochtend en avond in de badkamer. De tandarts heeft het zo gezegd, basta. Maar voor mij is die lieve dame niet zo lief meer eens ik in de stoel lig. Ik zou veel liever alle ramen poetsen, 16 manden strijk doen en de gft-bak uitkuisen dan daar 4 minuten met mijn bek open te gaan liggen. Vorige week was het weer zo ver. Ik lag